icon-phone arrow icon-search mail pinterest google-plus facebook instagram twitter youtube linkedin whatsapp
fosfaatrechten gevangen
Verdeling fosfaatrechten uitscharing

Verdeling fosfaatrechten uitscharing

Fosfaatrechten worden verdeeld tussen inschaarder en uitschaarder

Mijn cliënt, een naar Canada geëmigreerde boer, heeft volgens een principe uitspraak van 15 januari 2020 van de rechtbank Noord-Nederland locatie Leeuwarden recht op een deel de fosfaatrechten die door het RVO volledig aan de inscharende boer waren toegewezen. Er waren 502,6 kg fosfaatrechten aan de inschaarder toegewezen voor 25 pinken die door de uitschaarder bij een inschaarder waren geplaatst in de periode 13 juni 2015 tot en met 15 oktober 2015.

RVO wees alle fosfaatrechten toe aan inschaarder

De inschaarder kreeg echter alle fosfaatrechten toegewezen, omdat het vee van de uitscharende eigenaar van het vee op 2 juli 2015, de peildatum voor toekenning van de fosfaatrechten, op zijn naam geregistreerd bij het RVO.

Voorzieningenrechter wees vordering overdracht fosfaatrechten af

De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland locatie Leeuwarden had in het kort geding vonnis van 14 maart 2018 de vordering tot overdracht van alle fosfaatrechten, althans een pro rata deel daarvan, nog afgewezen. Dit kort geding vonnis stuitte wel op kritiek van prof mr. D.W. Bruil, die het vonnis annoteerde (TvAR 2018/5928, UDH:TvAR/14965 met annotatie van D.W. Bruil)

Het kort geding werd destijds aangespannen, omdat fosfaatrechten volgens artikel 32 lid 4 Meststoffenwet bij een op uiterlijk 30 maart 2018 bij het RVO geregistreerd akkoord tussen inschaarder en uitschaarder over de verdeling van de fosfaatrechten, zonder korting konden worden overgedragen. Een gewone overdracht of een overdracht vanaf 1 april 2018 werd destijds getroffen door een generieke korting van 8,3%.

Andere voorzieningenrechters beslisten anders over verdeling fosfaatrechten

Na het kort geding wees een andere voorzieningenrechter van dezelfde rechtbank een soortgelijke eis met betrekking tot de fosfaatrechten wel toe, evenals andere voorzieningenrechters van andere rechtbanken. Het wachten was echter op de eerste bodemprocedure hierover. De rechtbank Midden-Nederland wees als eerste bodemrechter op 4 oktober 2019 uitspraak hierover, waarbij de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een uitscharingsovereenkomst en geen opfokovereenkomst.

De rechtbank oordeelde vervolgens dat de fosfaatrechten voor de helft aan de inschaarder en voor de helft aan de uitschaarder toekwamen, omdat het vee in 2015 voor ongeveer 50% bij de inschaarder en voor 50% bij de uitschaarder had verbleven.Ook de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland wees op 16 oktober 2018 een vordeirng van de uitschaarder om naar evenredigheid van tijd fosfaatrechten van de inschaarder overgedragen te krijgen toe.

Ondanks de negatieve uitspraak van de voorzieningenrechter in de verhouding tussen déze partijen, die de vordering met name afwees omdat de uitscharende boer naar Canada geëmigreerd was, durfde zijn collega van dezelfde rechtbank in de bodemprocedure, net als de rechtbank Midden-Nederland, de vordering wel toe te wijzen, zij het naar rato van de tijd dat het uitgeschaarde vee bij respectievelijk de uitschaarder en inschaarder had gestaan.

Kernoverwegingen van de rechtbank:  verdeling van fosfaatrechten op grond van evenredige verdeling verblijf in 2015

De kernoverwegingen van de rechtbank Noord-Nederland waren:

  • Het bestuursrechtelijk toekennen van fosfaatrechten zegt op zichzelf niets over wie in civiele verhoudingen de rechten of de waarde van deze rechten zouden toekomen (r.o 5.5);
  • In de onderlinge verhouding zijn dezelfde dieren gedurende het jaar 2015 deels door de inschaarder en deels door de uitschaarder gehouden (r.o. 5.6);
  • Partijen hadden vooraf geen afspraken over verdeling van de fosfaatrechten gemaakt;
  • Partijen hebben vooraf niet kunnen voorzien dat de voor hen willekeurige peildatum 2 juli 2015 van beslissende betekenis zou zijn voor het toekennen van rechten die het houden van melkvee zouden beperken;
  • Partijen hebben hun keuzes voor het houden of onderbrengen van dieren en de wijze waarop (uitscharen/inscharen, huur/verhuur grond, pacht), daarop derhalve niet kunnen afstemmen;
  • Het behoort in hun onderlinge verhouding niet een kwestie van geluk of pech te zijn dat de wetgever een peildatum van 2 juli 2015 heeft gekozen. Volgens de rechtbank had dat net zo goed 2 juni 2015 kunnen zijn, in welk geval de fosfaatrechten aan de uitschaarder zouden zijn toegekend;
  • Fosfaatrechten zijn bedoeld om fosfaat te mogen produceren in een heel jaar, Gezien het feit dat de dieren in het referentiejaar deels door de inschaarder en deels door de uitschaarder zijn gehouden ligt het in de rede om de fosfaatrechten  tussen partijen te verdelen in evenredigheid met de tijd waarin zij de dieren hebben gehouden. De rechtbank verwijst uitdrukkelijk naar een uitspraak van de vzr rechtbank Noord-Nederland van 28 maart 2018, ECLI:NL:RNNNE:2018:1107.

De rechtbank verwierp het argument van de inschaarder dat hij de fosfaatrechten harder nodig heeft voor zijn biologisch melkveebedrijf dan de uitschaarder, die inmiddels naar Canada is geëmigreerd. De rechtbank overwoog (r.o. 5.9):

Het gaat er niet om wie het meeste belang heeft bij fosfaatrechten. Uiteindelijk gaat het voor beiden om een financieel belang, namelijk om de waarde van de fosfaatrechten. [Eisers[ willen de waarde kunnen investeren in hun nieuwe bedrijf. [Gedaagde} wil geen fosfaatrechten hoeven kopen voor het melkveebedrijf dat hij nu exploiteert. In wezen komt het argument van [gedaagde] er op neer dat hij van [eisers] verlangt dat deze een deel van hun vermogen prijsgeven om zijn bedrijfsvoering te financieren. Dat kan [gedaagde] echter niet van [eisers] eisen, ook niet indien hij niet de financiële middelen heeft om fosfaatrechten te kopen. Evenmin is van belang dat [eisers] de aan hen toegekende fosfaatrechten hebben kunnen verkopen bij verkoop van hun melkveehouderij, al dan niet met generieke korting.

Argument door uitscharing meer melkvee kunnen houden irrelevant

Het andere argument van de inschaarder/gedaagde dat de uitschaarders/eisers door het uitscharen van de drachtige dieren in staat was geweest om meer melkkoeien op hun bedrijf te houden op de referentiedatum en daarom meer fosfaatrechten toegekend had gekregen, werd eveneens verworpen door de rechtbank in r.o. 5.10:

De rechtbank ziet niet in dat dit een argument is om [eisers] hun deel van de fosfaatrechten of de waarde daarvan te onthouden. [Eisers] hebben voor de dieren die zij op de peildatum op hun bedrijf hielden, fosfaatrechten toegekend gekregen. Ook zonder het uitscharen hadden zij die fosfaatrechten gekregen. Voor het uitgeschaarde vee krijgen zij alleen fosfaatrechten of de waarde daarvan, voor de tijd dat zij dit vee in 2015 op hun bedrijf hebben gehouden.

De rechtbank oordeelde dat de uitschaarders/eisers in beginsel recht hebben op 8/12 van 502,06 kg. Over de waarde moet de rechtbank zich nog bij eindvonnis uitlaten, omdat dit afhangt van het moment waarop uitschaarders/eisers hun fosfaatrechten aan derden hadden kunnen overdragen. Dat is nog onvoldoende ter sprake gekomen en partijen mogen daar hun visie op geven.

Emigratie naar Canada heeft wel invloed op hoogte schade vanwege generieke korting bij overdracht fosfaatrechten

Wel oordeelde de rechtbank, dat nu eisers naar Canada emigreerden, zij hun fosfaatrechten aan derden hadden moeten verkopen, in welk geval er volgens de rechtbank een generieke korting van 10% zou zijn toegepast. Derhalve oordeelt de rechtbank dat uitschaarders/eisers in principe de waarde van 0,9 x 8/12x 502,06 kg toe zou komen, derhalve 302,23 kg.

Mogelijke zekerheidstelling bij uitvoerbaar bij vooraad verklaring vanwege emigratie naar Canada

Omdat gedaagde/inschaarder heeft aangegeven bij een negatieve uitspraak in hoger beroep te willen gaan, heeft deze verzocht om, indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard, daar de eis van zekerheidstelling aan te verbinden. Hoewel de rechtbank daar nog geen beslissing over heeft gegeven, kan volgens de rechtbank de emigratie van eisers/uitschaarders naar Canada èn de wens om de opbrengst van de fosfaatrechten in het bedrijf aldaar te investeren, een reden zijn voor het stellen van zekerheid. Ook daar mogen partijen zich nog over uitlaten.

Conclusie

Hoewel het eerste vonnis in kort geding over de toekenning van fosfaatrechten aan de uitschaarder die zijn vee op 2 juli 2015 elders had gestald negatief uitpakte, zijn er sedertdien meerdere kort gedingen gewezen, waarin in het voordeel van de uitschaarder werd beslecht. Ook zijn er thans twee bodemprocedures ten voordele van de uitschaarder beslecht. De laatste uitspraak is nog niet definitief en mij is niet bekend of van de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland appèl is ingesteld. De verwachting is dat er wel hoger beroep wordt ingesteld tegen de einduitspraak van de rechtbank Noord-Nederland.

De race is dus nog niet voor de uitschaarders gelopen. Het hof kan immers nog anders beslissen. Het is echter voor uitschaarders die alsnog aanspraak willen maken op een deel van de fosfaatrechten die voor hun vee aan de inschaarder toegekend zijn, zaak om lopende verjaringstermijnen te stuiten. De fosfaatrechten zijn immers per 1 januari 2018 toegekend, terwijl de verjaringstermijn 5 jaar is. Op 1 januari 2023 zal derhalve de verjaringstermijn verlopen. Aangezien de procedures bij het hof makkelijk 1 ½ tot 2 ½ jaar kunnen duren, is het zaak om die verjaringstermijn nu reeds te stuiten, in welk geval er een nieuwe termijn van 5 jaar gaat lopen.

De stand van zaken bij opfokovereenkomsten is anders. Tenzij er sprake is van concrete afspraken tussen vee eigenaar en opfokker, zijn de aanspraken van de vee-eigenaar tot nog toe telkens afgewezen. In die zaken kan over het algemeen ook gesteld worden dat het vee vrijwel gedurende het hele jaar bij de opfokker staat. In dat geval zou het argument dat de rechtbank over tijdsevenredige verdeling van de fosfaatrechten niet opgaan. In een andere zaak die ik in behandeling heb, verwacht ik binnenkort een principe uitspraak van het hof over die verhouding en de verdeling van fosfaatrechten tussen vee-eigenaar en opfokker.


Juist Just! Advocatuur BV
bezoeklocatie,
nader af te spreken
KVK: 92323103